De Kalenderpanden werden gebouwd als onderdeel van het amsterdamse entrepotdok. Het huidige Entrepotdok heette vroeger Rapenburgergracht. Waar nu pakhuizen staan bevond zich vroeger een door Napoleon geschapen wandelpark.
Het Entrepotdok werd aangelegd voor de tussenopslag (entrepot) van goederen, die niet voor Amsterdam bestemd, maar op doorreis waren, en waarover dan geen invoergeld betaald hoefde te worden. Voordien was deze tussenopslag verspreid over meerdere plekken in de stad, maar deze situatie was te onoverzichtelijk om smokkel tegen te gaan. Het Entrepotdok werd omgeven door een muur, van de wal af was het alleen toegankelijk via een poort.
Het dok kwam tot stand in twee fasen, een van 1827 tot 1830 en de tweede van 1837 tot 1840.
In 1827 werd begonnen met de aankoop van 51 particuliere pakhuizen, de bouw van een administratiekantoor annex poortgebouw aan het Rapenburgerplein, het optrekken van een afsluitmuur aan de achterzijde van de pakhuizen, het uitdiepen van de Rapenburgergracht en de bouw van twee grote magazijnen op de zuidelijke kade van het dok.
Intussen was de Rapenburgerschutsluis in verband met de toeneming van aantal en omvang van schepen te klein geworden. Kleinere zeilschepen kwamen het dok binnen en werden aan de kade gelost, maar grote Oost-Indievaarders hadden te veel diepgang om de Rapenburger Schutsluis te passeren. Hun lading bracht men daarom over op zolderschuiten, die gelost werden in het dok. Een en ander geschiedde onder toezicht der douanen. Dit gaf extra werk en kosten en het bleek dan ook wel de moeite waard, om de capaciteit van de schutsluis te vergroten. Dit plan was reeds vroeger geopperd, maar door de oorlog van 1830 onuitgevoerd gebleven.
In december 1837 begon men met de uitbreiding van het Entrepotdok, na twee jaar voorbereiding door eerste opzichter Johan Carel de Leeuw. De bouwwerken werden uitgevoerd door architect C.W.M. Klijn. Eerst werd een sluis met grotere capaciteit aangelegd, de Entrepotschutsluis: een nieuwe schutsluis met twee dubbele draaibruggen, die vanuit de Nieuwe Binnenvaart toegang gaf tot het dok. (Van de oorspronkelijke beide draaibruggen is een door een ophaalbrug vervangen, die op de Hoogte Kadijk, de andere door een nieuwe draaibrug. De sluis en de sluisdeuren zijn nog te zien). Daarna ging men over tot aankoop van de geschutswerf van 's Rijks Marine met bijbehorende loodsen aan het einde van de Rapenburgergracht. Hier werd een aantal loodsen gebouwd. Het bassin en de toenaderingsgeul vanuit het Oostelijk dok werd uitgediept. Verder werden van particulieren 31 huizen en loodsen aangekocht, waar men nog twaalf nieuwe bijbouwde. De Waag die bij de Amstel stond werd in een vrij in het water van het Entrepotdok staand houten gebouw geplaatst. Hier konden de goederen, alvorens zij in het entrepot gingen, gewogen worden. Tenslotte werden de lage magazijnen Oost en West ter weerszijden van de sluis gebouwd. Omdat de kademuur hier schuin naar binnen liep ten behoeve van het draaien van de in- en uitgaande schepen, werden de voorgevels van de magazijnen ook schuin gezet.
Ten oosten van de Entrepot-schutsluis verrezen verschillende pakhuisblokken, waarvan een blok van twaalf pakhuizen bewaard is gebleven, die met de namen der twaalf maanden (de Kalenderpanden). De overige bevonden zich ter plaatse van het huidige 'Aquartis' en hadden de namen van de vier jaargetijden.
Tot de sloop van deze Seizoenspanden was de noordzijde van het Entrepotdok een aaneengesloten rij pakhuizen van 800 meter, slechts onderbroken door de schutsluis met aan weerskanten de schuin weglopende gevels van de magazijnen Oost en West.
Rond 1850 was het voordeel van het vergroten van de sluis alweer teniet gedaan omdat er toen met veel zwaardere boten gevaren werd.
De Kalenderpanden
'De Twaalf maanden'.
Entrepotdok nrs. 87 t/m 98 - 'Januari t/m December' bouwhoogte: 4 bouwlagen + kelders + kappen. bouwtijd: 1838-1840.
De pakhuizen zijn gebouwd door stadsbouwmeester C.W.M. Klijn.
Elk pakhuis heeft in het midden vier rechte pakhuisdeuren en een kelderingang in een strook aangeschakeld. Links en rechts van het midden treft men op elke etage vensters met luiken aan, die bij de 1e, 2e en kelderverdieping betralied zijn. Op de begane grond treft men om de twee pakhuizen de ingangsdeur onder een boog aan. Boven deze ingang zit per etage een rond venster. De gevels van het gehele complex zijn beëindigd met een doorlopende rechte lijst. In de zijgevels van nr. 87 en nr. 98 treft men per etage zes vensters aan, met daartussen pilasters. Op de begane grond en de 1e verdieping zijn in de zijgevel van nr. 98 recent zes groepjes van twee vensters aangebracht. In de voorgevels van de nrs. 94 t/m 98 zijn de meeste oude luiken en pakhuisdeuren vervangen door moderne vensters en deuren met roedeverdeling. De betraliede vensters op de begane grond zijn nog aanwezig. De achtergevels hebben flauwe punttoppen met natuurstenen afdekkingen. Elke etage heeft drie luiken en/of vensters met ramen. De drie kelderramen zijn betralied. De oorspronkelijke fraaie gietijzeren standvinken-constructies in de bovenste twee verdiepingen zijn nog aanwezig. Samenvatting: Dit complex is niet aangetast, behoudens het gedeelte waar tegenwoordig het G.E.B. gehuisvest is. (nrs. 94 t/m 98 en de begane grond van nr. 93).
(Uit: Het Entrepotdok, een historisch en bouwhistorisch onderzoek ten behoeve van de begeleidingsgroep Entrepotdok, Gemeentelijk Bureau Monumentenzorg, jan/feb 1981)
De gietijzeren pilaren
Door een nieuwe methode werd gietijzer een stuk steviger en ook geschikt voor bouwconstructies. De nieuwe methode hield in dat het ijzer nadat het een eerste maal was gegoten en afgekoeld was, opnieuw verhit werd in een speciale oven. Hierdoor werd het ijzer steviger. Zulke ovens had men in Belgie en Duitsland enkele jaren eerder dan in Nederland.
De meeste bestellingen voor gegoten ijzerwerk in Amsterdam zijn gedaan bij de firma Sevenbergen en de Lannoij.
De IJzergieterij van Sevenbergen en de Lannoij was gevestigd aan de Achtergracht bij de Weesperstraat.
Op 12 september 1840 levert de firma Sevenbergen en de Lannoij 206 pilaren à 8,95 en 31 rosetten aan de stad Amsterdam. Volgens onze berekening zijn in de Kalenderpanden 208 pilaren verwerkt, maar er kan ergens een inconsequentie in de regelmaat zitten.
In het rapport van de TU Delft wordt gesproken van mogelijke leveranties uit Luik of Charleroi.
Architect Klijn
Christiaan Willem Marinus Klijn (1788-1860)
Opgegroeid in de 'Utrechtse fundatie van Renswoude', waar hij ook is onderwezen in de beginselen van de mathematische wetenschappen, waterbouwkundig tekenen en praktische waterbouwkunde.
Klijn was van 1812-1822 werkzaam bij Rijkswaterstaat als opzichter en laatstelijk als conducteur. Hij was landmeter en architect van het Hoogheemraadschap der Uitwaterende Sluizen in Kennemerland en West-Friesland.
Hij heeft vele belangrijke sluis-, haven- en zeewerken helpen ontwerpen, begroten, in tekening brengen en daarna in uitvoering gebracht, onder andere aan het Nieuwe Diep, te Hoorn, Alkmaar, Enkhuizen, Medemblik en elders. Het plan voor de Schut- en Uitwaterende sluis te Edam was ook van Klijn afkomstig. Dat al zijn werken de stormen en hoge vloeden van 1824 konden doorstaan, bewees zijn waterbouwkundige vakbekwaamheid.
In opdracht van het College van Uitwaterende Sluizen begon hij in 1817 aan het in kaart brengen van Noord-Holland. In 1826 verscheen een nieuwe, 16 vel tellende, kaart van Noord Holland. Hij ontving veel lof voor dit omvangrijke werk, o.a. van de Gouverneur van de Provincie en hoge rijksambtenaren. Van Zijne Majesteit Koning Willem II ontving hij goedkeuring en een extra beloning voor een door hem ontworpen kaart van het bedijkte Koegras.
In december 1828 werd C.W.M. Klijn benoemt tot directeur van Stadswaterwerken en volgde daarmee dhr. J.J. Ronzelen op.
In 1835 werd besloten Klijn te benoemen als directeur van het Fabrieksambt. Ook bleef hij directeur van de Stadswaterwerken (ook wel Sluis- en Modderwerken genoemd).
Beide functies bekleedde hij tot april 1840.
Op 6 november 1839 werd Klijn bij Raadsvergadering tot Commissaris der Publieke Werken benoemd.
De Publieke Werken omvatten onder andere de Stadswerken, Het Stadsfabrieksambt en de Stadswaterwerken.
In 1848 werd C.W.M. Klijn 'eervol ontslagen' wegens gebreken aan het Oude Beursplein.
Diverse architectonische ontwerpen zijn van hem bekend, waaronder enkele voor Natura Artis Magistra.
De Kalenderpanden tussen 1996 en 2000: zie entrepotdok.squat.net
Bronnen:
- Het voormalige Entrepotdok te Amsterdam, november 1915.
- Ons Amsterdam, jrg. 35, nr. 2, 1983.
- Monumentale waarde Oud-Entrepotdok. Daaraan door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg ontleende uitgangspunten voor advisering over de planontwikkeling. RIGO.
- Wonen en werken op het Entrepotdok - Jaap van der Veen, De Lamp, februari 1985.