In het Nederlandse poldermodel heeft degene die het monopolie op 'redelijkheid' heeft een machtig wapen in handen. Zolang er rond de Kalenderpanden een beeld werd geschapen van symphatieke krakers tegenover starre ambtenaren technokraten, was de gemeente publicitair in het defensief. Het lag dus in de lijn der verwachtingen dat de gemeente een tegenzet zou gaan doen, waarschijnlijk in de vorm van alternatieve huisvesting.
De vraag was alleen: wat en hoe?
Even leek het er op dat een veldje met containers als vervangende ruimte wel redelijk geacht werd. Maar toen de Kalenderpanden de eerste fase van het ontruimings-kort-geding wonnen nam de gemeente de tijd om aan een nóg redelijker aanbod te werken.
Het werd een grote loods op het Zeeburgereiland. 1500 m2 groot. Helaas maar tijdelijk. Na vijf jaar zou deze grond naast IJburg te duur zijn en moest er ruimte gemaakt worden voor duurdere functies. Detail: er kan niet gewoond worden.
Als het echt de bedoeling van de gemeente is geweest om een serieus aanbod te doen, dan hebben ze zich maar weinig verdiept in de Kalenderpanden. Behalve dat er door ons steeds met nadruk op gewezen is dat juist de combinatie van wonen en aktiviteiten belangrijk is, vervullen de panden ook een publieke functie die gebaat is bij een centrale, aansprekende plek. Een aanbod dat aan dergelijke criteria voorbij gaat kan moeilijk als teken van 'goodwill' gezien worden.
Zo mislukte de poging van de gemeente dus om ons op het Zeeburgereiland uit te rangeren.
We hadden zelf een heel ander idee van een redelijk aanbod. Er moest natuurlijk in ieder geval gewoond kunnen worden, liefst met een zwembad. Eigenlijk leek ons de Kalenderpanden zelf wel een goed aanbod. Dat stond echter niet ter discussie. Het zou volgens de gemeente 'onredelijk' veel kosten om de contracten met de projectontwikkelaar te ontbinden.
De halstarrige weigering van de gemeente om naar een oplossing in de Kalenderpanden te kijken legt precies haar prioriteiten bloot. Nog steeds gaat het maken van winst voor andere zaken, en voelt men meer verplichtingen jegens de projectontwikkelaar dan jegens de bewoners. De ambtenaren van het Grondbedrijf voelen zich het meest op hun gemak bij mensen van hun eigen niveau, het type 'snel bouwen en geld opstrijken'. De avances met alternatievelingen die er in het kader van het 'broedplaatsenbeleid' gevoerd worden veranderen daar weinig aan. Weliswaar is de focus van dit beleid niet meer eenzijdig gericht op het creeeren van atelierruimte en wil men uitdrukkelijk ook ruimte laten aan groepen die activiteiten ontplooien die overeenstemmen met de brede uitgangspunten van het broedplaatsenbeleid, zonder dat daar de paternalistische regels en criteria gehanteerd zullen worden die voor atelierruimte gelden. Toch is ook dit beleid een lapmaatregel die wellicht een aantal individuele gevallen zal helpen maar geen trendbreuk betekent. Het gereserveerde geldbedrag van tussen de f 50 en 90 miljoen is nauwelijks voldoende om drie panden van het kaliber van de Kalenderpanden te behouden of te verwerven. Volgens de onwrikbare logica van wethouder Stadig is het dus inderdaad ook niet de bedoeling dat het geld aan dure locaties besteed wordt.
Daarmee geeft hij aan dat er gebieden en stadsdelen zijn waar wél en waar niet geexperimenteerd mag worden en waar wél en waar niet betaalbaar kan worden gewoond. Het ontgaat de wethouder blijkbaar volledig dat zijn angst voor polarisatie en getto's twee kanten op werkt. Zoals hij bang is voor onbeheersbare stadsdelen vol allochtonen en werklozen, vrezen wij de getto's van de rijken, waar je als niet-kapitaalkrachtige consument niet welkom bent. Zolang er geen beleid is dat juist de negatieve gevolgen van de bovenkant van de polarisatie aanpakt, kunnen we het broedplaatsenbeleid en vervangende huisvesting op het Zeeburgereiland niet anders zien dan als een afleidingsmanoeuvre.
Het credo blijft dus: niet wijken voor de rijken!