2000-11-17 Metro
COLUMN
Amsterdam heeft het. Ze heeft het al jarenlang, alleen wist niemand precies wát Amsterdam had. Als het over een mens zou gaan, dan hadden we die boodschap zachtjes gefluisterd: ‘Amsterdam heeft het… Echt waar, en hoe láng heeft ze dan nog?’ Bij een dodelijke ziekte hoort nu eenmaal een gepaste fluistertoon en een ernstig gezicht. Over wat ‘het’ precies is, sprak je niet, dat was ongepast. Meewarige hoofden knikten verslagen en de blik werd afgewend. Een zachte vloek en zwak gemompel: Verdomme, Amsterdam heeft het…”
Amsterdam, de stad waar zelfs de goot een weerschijn geeft van achteloze elegantie. Grachten dwarrelen als glinsterende linten door het centrum en de toeristen verdwijnen uit het straatbeeld zodra de eerste coffeeshop in zicht komt. Hoofdstad van Nederland met een grote aantrekkingskracht op mensen die zoeken naar nieuwe geluiden en weg willen van de truttigheid. Dat was eens, maar nu gaat Amsterdam ten onder aan de slopende ziekte die dezelfde middelmatigheid uit al zijn poriën ademt: het broedplaatsenbeleid.
Alleen de naam doet al huiveren. Een broedplaats waar beleidsmatig eieren gelegd worden, brrr. Het broedplaatsenbeleid heeft als doel het laatste sprankje creativiteit in de stad onder te brengen in de harde structuren van de ambtelijke molen. De zogenaamde vrijplaatsen moeten worden omgebogen tot een omgeving waar creativiteit onder toeziend oog van de bestuurders staat. Een goed voorbeeld van zo’n vrijplaats waren de Kalenderpanden. Maar wie even graaft in het geheugen kent ook de Silo en Vrieshuis Amerika nog. Vrijplaatsen waar mensen creatief waren, feesten organiseerden, kunstproj ecten op touw zetten, goedkope maaltijden serveerden, en waar de bewoners leefden én werkten. Deze vrijplaatsen hebben allemaal een ding gemeen: zonder subsidies en uit idealisme werd de plek draaiende gehouden.
De gaten zijn zichtbaar in de stad, plekken waar ooit ongebreideìd energie gegenereerd werd, hebben nu glimmende deurbellen op met goud beslagen plaat. In de ontruimde Kalenderpanden komen luxe koopappartementen die tussen de 500.000 en 1.000.000 gulden moeten opbrengen. Patijn huilt krokodillentranen over wat krakersbakstenen terwijl zijn stad sterft aan kleinburgelijkheid die door de immer fris gezonnebankte Klaas Wilting met harde hand wordt opgelegd.
Het broedplaatsenbeleid is het masker dat de gemeente opzet om het gezicht van puur economisch gewin te maskeren. Het is de pleister op een open wond, en met een klein beetje geld worden mensen die zich aanpassen, doodgesubsidieerd en lamgeknuffeld. Als een omgekeerde Robin Hood houdt de gemeenteraad huis: ze stelen wat de armen namen om te geven aan de rijken.
Met misselijkmakend gemak criminaliseren ze, met behulp van het ongenaakbare poldermodel, de mensen die zorgen voor de ziel van de stad. Amsterdam wordt onder onze neuzen weggekaapt en is overgeleverd aan yuppen, bejaarden en projectontwikkelaars.
Met pijn in het hart moet je dan ook constateren dat Rotterdam haar oude rivaal met stappen voorbijstreeft waar het mogelijkheden, creativiteit en tolerantie betreft. Straks moet ik blij zijn als Feijenoord Ajax een lesje leert, want met alleen maar arrogantie kom je er niet. In de kroegen schudden de bierdrinkers hun hoofden, de slagersjongen fluit zijn lied niet meer en de herfst is in de harten van de mensen gekropen. Amsterdam heeft het, dus Amsterdam huilt, waar het ooit heeft gelachen…
JOOST ENGELBERTS
Journalist